Met de kunst als kompas
Interview Christophe Van Gerrewey, winnaar van de Prijs voor de Jonge Kunstkritiek 2008
15.07.2016
Interview door Docus van der Made
-
Hoi Christophe. In 2008 won je de eerste editie van de Prijs voor de Kunstkritiek, in beide categorieën: zowel met je recensie als met je essay. Inmiddels zijn we acht jaar verder, en was de Prijs voor de Jonge Kunstkritiek niet de laatste prijs die je won. Zo won je eerder dit jaar al de Europese Unie Literatuurprijs 2016, met je debuutroman Op de hoogte. Gefeliciteerd! Hoe gaat het met je, waar ben je mee bezig?
Dankjewel. Ik doceer sinds september 2015 architectuurtheorie aan de Technische Universiteit van Lausanne in Zwitserland, en dat neemt tijd in beslag. In zekere zin is het mijn eerste echte baan. Sinds ik in 2006 ben afgestuurd, heb ik aan een proefschrift gewerkt en geschreven. Maar toch probeer ik dat te blijven doen, en ik werk ook aan een nieuwe roman.
Terugkijkend naar de Prijs voor de Jonge Kunstkritiek acht jaar geleden, weet je nog hoe je er toe kwam om mee te doen? Wat betekende het voor je om de Prijs te winnen?
Of iemand mij op het bestaan van de prijs heeft gewezen, kan ik me niet herinneren. De prijs winnen was heel aangenaam, en een aanmoediging om kritieken te blijven schrijven. Gedurende een paar jaar heb ik uitnodigingen en schrijfopdrachten ontvangen die anders waarschijnlijk waren uitgebleven, van Metropolis M bijvoorbeeld.
Wat denk je dat onze Prijs bijdraagt? Is het belangrijk, of nodig, om de Nederlandstalige kunstkritiek en de jongste generatie hierbinnen te stimuleren?
Je toont met een prijs in de eerste plaats dat kunstkritiek maatschappelijk belangrijk is. Tegelijkertijd spelen in de positie van kunstkritiek factoren een rol die je helaas nauwelijks kan beïnvloeden, omdat ze te maken hebben met onderwijs, ontlezing, media en politiek. Toch zou de Nederlandstalige cultuur, en dus het leven van Vlamingen en Nederlanders, ontstellend verarmen mochten er geen kritieken meer geschreven en gepubliceerd worden. Wie zich diepgaand en spannend met kunst zou willen bezighouden, zou zijn aangewezen op bijvoorbeeld Engelstalige publicaties, en het werk van vele kunstenaars zou onbesproken blijven. Je moet mensen altijd de kans geven om zich intellectueel, cultureel en kritisch te ontwikkelen als ze daar nood aan hebben, en het ‘leven van de geest’, om het wat ouderwets te omschrijven, blijft iets wat mensen van dieren onderscheidt, zelfs in een klein taalgebied, of zelfs in het Trump-tijdperk. Het is een populistische opvatting dat critici geen recht van spreken hebben omdat mensen zelf een mening vormen. Dat kunnen ze zonder kennis van zaken helaas niet, integendeel. Bovendien is het niet omdat iemand in een tekst een kunstwerk bekritiseert dat andere interpretaties onmogelijk worden – opnieuw: integendeel.
Weet je nog wat je met het prijzengeld hebt gedaan?
Als ik me goed herinner suggereer ik in het winnende essay uit 2008 dat ik een beamer zou moeten kopen om de film Der Lauf der Dinge van Fischli & Weiss thuis te bekijken. Dat heb ik gedaan met een deel van het prijzengeld. Ook heb ik een gitaar gekocht (een Fender Jazzmaster). De rest van het geld heb ik braaf opgespaard, zodat het acht jaar later alweer flink in waarde is gedaald.
Je won de Prijs voor de Jonge Kunstkritiek met zowel je recensie als je essay. Als ik kijk naar de output die je inmiddels hebt geleverd, dan lijkt deze omnivore of brede schrijfpraktijk eerder regel dan uitzondering. Onder de publicaties die je hebt uitgebracht zijn bijvoorbeeld een essaybundel, een overzicht van recente Belgische architectuurgeschiedenis, de verhalenbundel Vijf ziekteverhalen, en naast Op de hoogte ook nog de roman Trein met vertraging (2013). Hoe bestaan deze verschillende vormen of tradities naast elkaar voor jou? Hebben ze verschillende betekenissen voor je?
Dit kan verrassend klinken, maar het gaat in al die gevallen om kennis, zelfs bij het lezen of schrijven van een roman. Het enige wat (sterk) verschilt is het tijdsverloop, de structuur, de vorm en de wijze waarop je iets aan de weet komt – over andere mensen bijvoorbeeld, over het verschil tussen vroeger en nu, of tussen individu en maatschappij. Leven komt toch altijd weer neer op het verlangen te begrijpen wat je overkomt in vergelijking met andere mensen, en daarover schrijven verhevigt die ervaring, en maakt ze deelbaar.
In de latere edities van de Prijs voor de Jonge Kunstkritiek zijn we met een telkens wisselende derde categorie de aandacht gaan vestigen op nieuwe vormen van kunstkritiek. Denk aan online en audio-visuele mogelijkheden. Zelf werk je erg breed, maar lijk je dit vooral in de verschillende literaire of talige vormen te zoeken. Heb je al eens geëxperimenteerd met dit soort nieuwe (multi)mediale mogelijkheden, of zie je jezelf daar in de toekomst nog eens op toeleggen?
Taal – tekst, geschreven of gesproken taal – is het verschil tussen natuur en cultuur. In de jaren zestig beweerden structuralisten als Roland Barthes dat alles ter wereld ‘tekens’ uitzendt en daarom eenvoudig ‘gelezen’ kan worden als om het even welke tekst. Mocht dat waar zijn, dan had Barthes kunnen ophouden met schrijven. Ik geloof niet echt in het bestaan van een beeldcultuur – dat is een onmogelijke samenstelling. Zelfs tekst op een scherm nemen we minder ernstig omdat die woorden binnen enkele seconden weer zullen verdwijnen om vervangen te worden door andere tekst of beeld. Dat geldt niet voor gedrukte woorden, en die duurzaamheid is belangrijker dan wordt aangenomen. Dus om het extreem uit te drukken: kunstkritiek in beeld of geluid is onmogelijk.
Onlangs schreef Thijs Lijster, winnaar van de Prijs in 2010, als startschot voor de Prijs voor de Jonge Kunstkritiek 2016 een recept voor goede kunstkritiek, waarin hij onder andere schetst hoe een goede criticus je blik stuurt, en stelt dat geslaagde kunstkritiek ook een vorm van cultuur- dan wel maatschappijkritiek moet zijn. Welke ingrediënten zou jij willen toevoegen?
Ik vind dat in een goede kritiek de kunst een middel wordt eerder dan een doel. Walter Benjamin maakte de beroemde vergelijking tussen kunst beluisteren met een stethoscoop en snijden naar het hart van de zaak met een scalpel. Maar misschien is de kunst zelf die scalpel, die kan toestaan om dichter te komen bij wat ons ter harte gaat of ons bezwaart. Om opnieuw naar Der Lauf der Dinge van Fischli & Weiss te verwijzen: wie naar die film kijkt, krijgt haast het gevoel dat de wereld ondanks alles zin heeft, en dat er een plan schuilgaat achter de loop der dingen. Een kunstkritiek schrijven is als het uittekenen van een stukje van dat plan, met de kunst als kompas.